laag
From Wiktionary, the free dictionary
See also: låg
Afrikaans
Etymology
Pronunciation
Adjective
laag (attributive lae, comparative laer, superlative laagste)
Antonyms
Bikol Central
Pronunciation
Verb
làag (plural ralaag, Basahan spelling ᜎᜀᜄ᜔)
Derived terms
See also
Cebuano
Pronunciation
Noun
laag
Verb
laag
Dutch
Pronunciation
Etymology 1
From Middle Dutch lâge, from Old Dutch *lāgi, from Proto-Germanic *lēgaz.
Adjective
laag (comparative lager, superlative laagst)
- low
- Antonym: hoog
- De temperatuur is vandaag erg laag. ― The temperature is very low today.
- Dit gebied staat bekend om zijn lage huizen. ― This area is known for its low houses.
- Van alle scores was die van haar het laagst. ― Of all the scores, hers was the lowest.
Declension
Derived terms
Descendants
Etymology 2
From Middle Dutch lâge, from Old Dutch *lāga, from Proto-Germanic *lēgō, derived with ablaut from the stem of *ligjaną (“to lie, rest on”).
Noun
laag f (plural lagen, diminutive laagje n)
- layer
- Ze schilderde meerdere lagen om de kleur te verdiepen. ― She painted several layers to deepen the color.
- De cake had vijf lagen met verschillende smaken. ― The cake had five layers of different flavors.
- Een dun laagje ijs bedekte de vijver. ― A thin layer of ice covered the pond.
- class, stratum, level (in a society)
- De maatschappelijke lagen zijn duidelijk zichtbaar in deze stad. ― The societal strata are clearly visible in this city.
- Hij behoort tot de bovenste laag van de samenleving. ― He belongs to the upper class of society.
- De middenlaag is de ruggengraat van de economie. ― The middle stratum is the backbone of the economy.
Derived terms
Related terms
Descendants
Mansaka
Adjective
laag
Wikiwand - on
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.